De geschiedenis van Jozef tot algemeen nut


JozefDen schoolmeester

In zeker voornaam dorp woonde een Schoolmeester, die vele kinderen op zijne school had. De meeste van die kinderen gingen tegen den avond naar hunner Ouders huis, alzoo hunne Vaders en Moeders in dat zelfde dorp woonden. Doch, op deze school waren ook nog kinderen uit andere steden en dorpen, die van daar gezonden waren door hunne Ouders. Deze konden niet alle dagen, maar slechts eenige malen in een jaar, hunne Vaders en Moeders bezoeken. 
Die vreemde kinderen waren vijf meisjes en vijf jongetjes. Als nu, 's avonds, die andere kinderen weg waren, dan zaten deze vreemde nog bij den Meester, en de meisjes bij zijne Vrouw.
Dit zou de kinderen gaauw verveeld hebben; maar de Meester bedacht er iets op, dat tegelijk aangenaam was en nuttig. Wanneer de dagen lang waren en het mooi weder was, zoo als in den zomer, deed hij, met de tien kinderen, na den schooltijd, eene wandeling buiten het dorp. Dan leerde hij hun namen, en het gebruik van boomen, van planten, van koren, en van alles, wat zij maar zagen. 
Doch als het nu koud en guur was, en de lange winter-avonden kwamen, dan konden zij niet wandelen maar moesten thuis blijven. Wat deed de Meester dan? Hij ging bij het vuur zitten, met de vijf jongetjes aan zijne eene zijde, en de vijf meisjes aan zijne andere zijde, in een'grooten kring. Dan vertelde de Meester aan zijne leerlingen de eene of andere mooije geschiedenis, welke hij gehoord of gelezen had. 
Altijd wist hij zulke vertellingen uit te kiezen, waarin de kinderen pret hadden, en daar zij tegelijk iets goeds uit konden leeren. Maar, dan moesten zij ook ter deeg toeluisteren, zoo als men altijd doen moet, wanneer iemand tegen ons spreekt. 
Somtijds gebeurde het evenwel, dat zij niet regt verstonden hetgene de Meester vertelde, of dat hun het een en ander wat vreemd en wonderlijk voorkwam. Dan had de Meester liefst, dat zij het aanstonds zeiden; want hij wilde, dat de kinderen de gansche vertelling regt zouden begrijpen. Doch, de goede meester deed zijn best, om alles heel duidelijk te maken, want de kinderen waren nog vrij jong. 
JozefWillemOosterwijkHulshoffKeetje was het jongste meisje, en nog maar zeven jaren oud; daarop volgde Jansje, oud acht jaren; dan Mietje, oud negen; Kaatje, oud tien en Chrisje, oud elf jaren. 
Van de jongens heette de kleinste Pietje, een knaapje van acht jaren; dan volgde Jantje, die negen; Keesje, die tien; Heintje, die elf, en Kootje die twaalf jaren oud was. 
Onder de verschillende geschiedenissen, welke de Meester aan deze kinderen verhaalde was er eene, bijzonder fraai en leerrijk, welke in dit boekje te lezen is. Verscheidene avonden was hij daarmee bezig. Laat ons aanstonds zien, wat hij zeide in den 
EERSTEN AVOND.

Willem van Oosterwijk Hulshoff

Zo begint het boekje 'Geschiedenis van Jozef voor kinderen', door Willem van Oosterwijk Hulshoff, uitgegeven door de 'Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen'. Deze vereniging 'streefde naar individuele en maatschappelijke ontplooiing met een hoog cultureel gehalte' volgens Wikipedia. Het boekje is in 1829 uitgegeven. 
De 'Maatschappij tot Nut van 't Algemeen' had in 1793 een 'Prijsstoffe' uitgeschreven om de geschiedenis van Jozef voor kinderen te vertellen. En niet alleen dat, 'maar dat zij tevens het Land waar dezelfe is voorgevallen, alsmede de Karakters der personen, onderscheidenlijk zouden voorstellen'. Volgens het voorwoord heeft de heer Hulshoff deze wedstrijd gewonnen: 'Van de dertien ingekomene Verhandelingen, behaalde die van HULSHOFF den uitgeloofden prijs...'

Eliza de Jong heeft uit dit boekje gelezen. Zittend in de schoolbanken heeft hij zijn naam op de titelpagina geschreven. Hij is één van de honderdduizenden leerlingen die dit boek heeft gelezen. Het moet voor die tijd beslist een vernieuwend boek geweest zijn. Andere kinderboeken uit die tijd hebben vaak ellenlange zinnen. 

Door middel van vragen en antwoorden worden de kinderen ingeleid in de geschiedenis van Jozef. Keesje heeft niet zoveel zin in een geschiedenis uit de Bijbel. 'Bij mijne Ouders, moest ik alle morgen een heel uur daarin lezen, en als ik stout was, nog veel langer.'  Nu begrijpt de meester dat Keesje bijbellezen niet leuk vindt. 'Gij waart nog te jong, om alles alleen te verstaan, en, als men bij wijze van straf moet lezen, valt het ons ook altijd lastig. Ik zal uwe Ouders verzoeken, dat zij u daar vrij van laten, als gij weder thuis komt.'  
De meester kiest dus partij voor het kind in bijzijn van het kind. Een variant hierop speelt vaak in onze tijd. 

De goede Jozef

De meester beleert niet alleen de ouders, maar ook de kinderen:
KEESJE. Was Jozef niet heel bang en beschaamd, Meester! toen hij daar bij den Koning moest komen; en bij de groote Heeren van het Hof? 
MR. Wel neen, Keesje! dat kwam niet te pas. Men behoeft nooit bang of beschaamd te wezen, dan als men kwaad doet, of gedaan heeft. Jozef was onschuldig; hij was ook niet dom of lomp. Hij trad dus vrijmoedig, beleefd en deftig in de kamer, daar Farao was met zijne vrienden en knechten. 

Op de negende avond, inmiddels het 'tweede stukje'  in het boek, is de meester gekomen bij de verhoging van Jozef tot onderkoning. Maar daar hebben Kootje, Keesje en Mietje een probleem. Zij zijn 'knorrig op de goede Jozef. Zij gelooven niet, dat hij zijn' Vader en zijne broeders regt van harte beminde. (...) Omdat hij niet ééns naar Vader, of naar de broeders, liet vragen, in al die twintig jaren, waarin hij uit Kanaän was geweest. (...) Ons dunkt, als Jozef zoo veel hield van Vader en van de broeders, dan moest hij al lang iemand naar Kanaän gestuurd hebben, om te zeggen dat hij nog leefde, en waar hij was, en hoe het hem ging. Omdat hij zich nu zoo stil hield, denken wij, dat hij zijne vrienden geheel vergeten had, of dat het hem niet schelen kon, al zag hij ze nooit weer, en dat was immers regt leelijk?' 

JozefJa, dat vindt de meester toch best wel een goede rede. Wat zouden de andere kinderen daarvan denken? Chrisje denkt dat Jozef niet durfde. Kaatje denkt dat Jozef twintig jaar niets van zich liet horen omdat hij niet wist waar zijn vader en broers woonden. Het waren immers reizende herders. Heintje denkt dat Jozef wel een boodschap gestuurd had, maar dat de meester dat vergeten is om te vertellen. Nee, de meester is het niet vergeten. Maar denk eens na, als knecht of als slaaf kon Jozef dat toch niet doen? En toen hij onderkoning was deed hij het niet omdat hij dacht 'dan zullen de Egyptenaren nijdig worden. ZIj zullen denken, dat ik alles maar zoo gedraaid heb, uit eigenbaat, om mijne vrienden voordeel te doen, om hen rijk te maken, voor het geld van den Koning. Zij zullen den Vorst tegen mij opstoken, en die zal mij weer afzetten. Daarom moest Jozef zich stilhouden in die zeven jaren, al wilde hij gaarne zijn familie bij zich hebben.'

Avond aan avond hangen de kinderen aan de lippen van de meester. Als het verhaal uit is, de twaalfde avond, verzucht Jansje: 'Och! nu is Jozef ook dood, en onze vertelling is uit!'  En Kaatje zegt: 'Ik kan mij nog niet verbeelden, dat onze goede Jozef nu dood is. Gedurig denk ik, dat wij morgen avond weer van hem zullen horen.' 

Toepassing

JozefMaar helaas... Alleen de toepassing volgt nog: 'Luistert daarom aandachtig toe in de kerk. Zijt opmerkzaam bij de lessen over den Godsdienst: geef acht op uwe gebeden, en vraagt dikwijls aan brave menschen, wat gij doen moet, om onzen Lieven Heer te behagen. En als gij ouder wordt, lees dan veel en zeer oplettend in den Bijbel. Zoekt daarin vlijtig hoe God de Heere wil, dat gij zult denken, spreken en handelen. Bidt onzen goeden God steeds, dat Hij u genadig zij, u beware voor het kwaad, en u helpe in het goede. 
Dan zal het ook met u allen wel gelukken; dan zullen wij, hoop en wensch ik, na dit leven, elkander wederzien in den Hemel, bij onzen Jozef en bij alle goede menschen, om te zamen, voor altijd, gelukkig en dankbaar te leven.'

Generaties kinderen hebben uit dit boekje gelezen. Het was de tijd van de brave Hendrik en vrome Marietje. Samen betreden ze het pad der deugd. De meester houdt de kinderen voor: 'En als wij ons ook gedurig toeleggen, om deugdzaam en Godvruchtig te worden, zoo als dat in den Bijbel! nader wordt aangewezen, dan komen wij altemaal eenns bij hen in den Hemel, in die plaats van onbedenkelijke zaligheid. Denk eens na, lieve kinderen ! welk een geluk dat voor ons zou wezen. Dat geheel leven op aarde is daarbij niet te vergelijken;  want het is zeer onzeker, zeer kort en onvolmaakt.'

Desalniettemin is deze pedagoog een schitterend voorbeeld: 
1) Een goede meester volgt en evalueert de ontwikkeling van zijn leerlingen. Op basis van de resultaten kan hij de vervolgstappen zetten. Hij doet dit in overleg met de leerling. 
2) Laat deugd dan een lelijk woord geworden zijn geworden in de 21ste eeuw. Een scheut deugd zou deugd doen. 
3) En tot slot sluit ik me aan bij de conclusie van 'den Meester': 'En als gij ouder wordt, lees dan veel en zeer oplettend in den Bijbel.'  Dat is werkelijk tot nut van 't algemeen!

Wilt u op de hoogte gehouden worden van nieuwe Blogs van Boekenstek? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief. Zo blijft u op de hoogte van al het boekennieuws. 

© 2010 - 2024 Boekenstek | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel