Een onbekende brief van Rijer Pothoven aan Annigje Schut
Rijer Pothoven
De uitgave van de Negen predikatiën van Jodocus van Lodensteyn heeft als ondertitel: eenige stoffen, welke zeer zelden geleerd en nog minder beoefend worden. Aan deze ondertitel moest ik denken toen ik onlangs een onbekende brief van Rijer Pothoven (1904-1976), architect te Driebergen, onder ogen kreeg.
Deze Pothoven is bekend geworden door het enige gedicht dat hij heeft nagelaten:
Als onder 't heilig recht
de ziele niet meer vecht,
maar billijkt 't zondeloon,
wat haar ook overkoom,
rechtvaardigend haar God,
wat eeuwig zij haar lot...
Ds. L.H. Oosten, Hervormd emeritus-predikant te Driesum, is persoonlijk bevriend geweest met Rijer Pothoven. Het leven van deze dichter-architect heeft ds. Oosten beschreven in een boek dat in 2014 bij Den Hertog in Houten is uitgegeven: Rijer Pothoven-Uit het leven van een eenvoudig en sierlijk christen.
Annigje Schut
Pothoven was bevriend met vele christenen in den lande. Zo had hij ook kennis aan een zieke vriendin, Annigje Schut, woonachtig aan de Sluisjesdijk in Piershil.
Hij voerde correspondentie met haar vanuit een geestelijke verbondenheid met deze vrouw. In het zojuist genoemde boek van ds. Oosten zijn een drietal brieven van Pothoven aan Annigje Schut opgenomen.
Pasgeleden kwam de vierde brief, zeventien dichtbeschreven kantjes, boven water.... met zaken 'welke zeer zelden geleerd en nog minder beoefend worden'.
Het handschrift van Pothoven is niet makkelijk te lezen. Meester Bijl en mevrouw Bijl, bekend van het onlangs uitgegeven boek Rijke bedelaars, hebben ervoor gezorgd dat deze ongedateerde brief nauwkeurig is overgetypt.
Aan mijn zeer geliefde vriendin Annetje
Aan mijn zeer geliefde vriendin Annetje en haar trouwe metgezellin, die ook mag steunen op haar God!
Hartelijk dank voor uw oprechte en kostelijke brief. Annetje ge kunt niet blijder zijn met mijn brieven dan ik met de uwe.
Als ik hem dan lees en nasnuffel van a-z dan vind ik overal de warachtige kenmerken van ’t werk Gods aan uwe ziel en o dat verblijdt mij zoo. Het werk Gods aan uwe ziel schrijf ik-----ja, maar ook ’t werk des Satans om dit kostelijke werk te bevechten, en waarvoor hij zoo vaak openlijk goddeloozen of verstandsChristenen toe gebruikt. Geen wonder want: Zij die de zee bevaren met schepen rijk bevracht……enz. (Ps 107 berijmd) “die zien de werken des Heeren” Een rijk bevracht schip ligt “laag” op de golven, soms “kantje boord”!!! Een leeg schip zit “hoog” wat dunkt u An, zouden de zeeroovers dat ook niet in de gaten hebben? Je kunt er verzekerd van zijn dat zoo’n “laagliggend schip” goed in de gaten loopt en daar is wat te halen. Een “hoogliggend” schip laten de duivel en de zijnen wel met rust, daar is niets te halen. Wee ons als de duivel en de wereld ons met rust laat! Ik verwacht ze alle dag.
Ik merk in uw brief, dat ge lichamelijk ook stormen te verduren hebt. Ach geliefde vriendin de Heere Alleen zij in dit alles uwe Toevlucht. O die lieve psalm 107: “doch roepende tot den Heere in de benauwdheid die zij hadden”…… O lees maar wat de Drieëenige God hierop doet: het staat er steeds achter en wel:
Redden ……….. God redt de zielen van den dood krachtens de eeuwige verkiezing Gods.
Verlossen……….Hij verlost de zielen van de dood door Zijne dood.
Uitvoeren……….Hij voert als de Leidsman hun zielen uit den dood ja tot de Haven hunner Begeerte dat is drievuldig!
En deze drie zijn Eén.
Dit voorgaande schreef ik u ook mede met betrekking om ‘t geen ik nu ga schrijven nl. wat mijn gedachten zijn omtrent die bijgaande brief betreffende die man die gestorven is. Ik laat die man wat zijn eeuwige staat betreft onaangeroerd voor den Heere liggen. Allerminst is mijn bedoeling om die man “zalig te spreken of te verdoemen” zooals zoo veel gebeurt. Maar dit wil ik u gerust schrijven: Zelfs al zoude die man nog een uitverkorene geweest zijn dan zal zijn zaliging zich toch geheel buiten zoo’n gang voltrokken hebben en ik ben blijde dat Annetje in deze gang de “vrede” gemist heeft en geen “overeenstemming” of instemming vond. Neen, neen,….. al zouden waarbekommerde kinderen Gods, met zulk een gang zich nog wel wat kunnen verenigen…….. een door “vuur beproefde” die onder de donder van de Sinai in het Licht der Bliksem op de plaats der Majesteit Gods voor eeuwig is geoordeeld; die zegt tot zijn kleinere broertjes en zusjes: O! pas op, ga met zulk een gang niet mede, want die is “vreemd” voor “warachtig gerechtvaardigde zielen”! O geliefde vriendin, wat u zelf schreef is o zoo nuttig en verstandig: maak ’t eens bekend aan degenen die de weg gepasseerd zijn. O An ik verzeker u dat dezulken onder de diepste zelfverloochening, alleen in de liefde met heel hun ziel hun broeders en zusters dan willen dienen, om te getuigen hoe God Zelf handelt met Zijn Volk ter verlossing! Die hebben diepe ervaring ook van de listen des Satans, die zich zelfs veranderen kan in een “engel des lichts” die er niet om geeft om vandaag met een vloek en morgen met een texst tot een ziel te komen. Dat kan ook per radio hoor. Wie zal de bewogenheidjes en de “ontroeringkjes” tellen van menschen die radiopreken zitten te beluisteren? Maar wie verklaart dan, dat een gerechtvaardigde ziel van Gods wege krijgt te schuwen van radio. Zouden zulke de radio niet het meeste aanprijzen zoo zij ooit waarlijk “per radio” getroost waren geweest? Ja ook bekommerde zielen krijgen al vroeg soms ’t gevaar van deze “Helharmonica” onder de oogen.
Je kunt hem zelf aan of uitzetten, je kunt er op kiezen wat je graag wil maar als Gods stem door de aether klinkt als het “weerlicht en dondert” zetten ze hem allemaal af, om de gevaren en omdat hij “onverstaanbaar” wordt !?!?!?!?!? (pas dit eens geestelijk toe !!!!!)
En nu dit: Het tweede wat ik van die man las is nog veel vreemder voor mijn ziel n.l hij zeide: wat is dat nou, wat zie ik toch?............O Jezus! O Geliefde vriendin, dan staat er nog achter: zoo is hij heengegaan gelijk Stefanus! Ik schrok hiervan want die lieveling zeide niet: wat zie ik toch? Wat is dat nou? Neen die schat lag niet in de onwetendheid te staren. Die zeide rechtstreeks en vol des Heiligen Geestes: Zie ik zie de hemelen geopend en de Zoon des menschen staande ter Rechterhand Gods! Stefanus vroeg niets, maar had alleen maar iets te zeggen! (Hand. 7 : 56)
Toen ik die brief las zeide ik: maar Heere die man ging naar “Jezus”? maar niet naar U o God (tenzij Gij hem nog anders geleerd en met hem gehandeld hebt.) O volk van God, gij gaat in de eerste plaats naar God als ge sterft hoor…………. Lees vers 55 eens, hier wordt eerst beschreven in welke gesteldheid den ziel Stefanus verkeerde om in vers 56 te kunnen zeggen wat hij daar zeide.
Vs 55: Maar hij vol zijnde, van den Heiligen Geest ………….(o heerlijke Stefanus) en de oogen houdende naar den Hemel zag: “DE HEERLIJKHEID GODS” en dan komt eerst:… en Jezus staande ter rechterhand Gods! O zalige Stefanus, hij ging “vol des Heiligen Geestes” tot God. De Geest Gods, de derde Persoon volleert en voldraagt hem, God te zien en niet te sterven……. dit was volmaakt mogelijk op grond van de Gerechtigheid ten leven van Hem die hij mocht zien aan Gods Rechterhand in hetzelfde oogenblik.
Daarom, trekt een gerechtvaardige ziel de schouders op als stervende menschen een Jezus zien zonder de Heerlijkheid Gods. Vlak voor mijn rechtvaardigmaking gaf de duivel mij een “Jezus” te zien zoo “aards schoon” in een allerprachtigst Paleis, zoo verheven als zelfs Salomo niet heeft kunnen doen bouwen………… o ik wist niet wat ik zag, wat is dat nou……… wat zie ik?......... dacht ik………… maar o An het was niets anders dan een laatste list des duivels ’t welk mij mijn eigen vleesch zou doen kussen van blijdschap, maar ’t was niets anders dan een helsche afschuwelijke uitbeelding van een Jezus als een aardsche Koning der aardsche Koningen die onbekeerde Joden nog verwachten. Kort daarna, ja heel vlug bracht de Heilige Geest mij hiervan volkomen op de hoogte. Toen heb ik geroepen: O God hoe machtig is de Booze. O! Lief volk van God in de bekommernis, ach wilt ge naar een in zichzelf zoo arme maar in den Heere rijke broeder luisteren en met zulke gangen niet medegaan?! Stefanus werd met God verzoend door het Heilig Offer van Jezus. O zalig “Kindschap” ten volle bevestigd!
Geliefde vriendin en nu moet ge eens verder luisteren wat er verder met die Stefanus gebeurde. Dat volgde vlug. De Bruidegom beval aan ‘t Kruis Zijn Geest aan Zijnen Vader, als Kind des Vaders, ja als zijn eeniggeboren Zoon. En nu schenkt die vader aan Zijn Zoon, die eeniggeboren Bruid als Zijn Kind en daar is dat allerheerlijkst Kind het mee eens hoor!!!!! O dan roepen ze het uit (en de Hallels der Engelen stijgen er door ten top) ……… Heere Jezus ontvang mijnen geest……! O lieve Stefanus God had uw geest al………. Zou Jezus haar nu ook niet hebben?..... daar Hij u toch dien God kocht met Zijn HarteBloed?
O An ze mogen haar ziel van hun Allerheiligsten Vader ook kinderlijk, zelf geven aan den Zoon, volmaakt hoor! Gebeurde dit ook……?....... o lieve Stefanus…….nog één oogenblikje wachten, eerst je broertjes en zusjes nog een kus geven, al zouden ze je steenigen……..: Heere reken hun deze zonden niet toe! O geliefde vriendin, dat deed die schat met “groote stem” (Dat was noodig want zijn vijanden, waaronder de nu geliefde Paulus, riepen ook met groote stem en stopten hunne ooren!)
Het is zeer wel mogelijk dat er nog meer verkorenen onder geweest zullen zijn ofschoon de schrift hier verder zwijgt. Maar ik voor mij geloof vast dat Stefanus er een kijk op gehad heeft. Hij zeide niet: ik zie de hemelen geopend enz…….. dat zou voor verworpenen alleen al genoeg geweest zijn, maar hij zeide: Zie! Ik zie enz.! en dat werd later ook nog werkelijkheid voor een “moordblazer,” een verkorene! Dat eerste “ZIE” geldt de heele Kerk.
Nog eens……… ik wil die man niet oordelen, zelfs acht ik het nog mogelijk dat God hem nog gered heeft……. Wie weet……. Maar dan is het nog anders gegaan hoor.
O wat ben ik blij dat die heldere jodin zoo voorzichtig is gemaakt door haar God!
Ik heb zelf een tante gehad, die een zeer wereldsche uitgesproken vijandin van ware genade was en die zei in haar sterven: “ik zie Jezus aan den oever” en ik weet dat haar goddelooze vrienden er God voor gedankt hebben op hun manier! Neen lief volk des Heeren “wij zullen God zien en leven”……. onzen God Die Zijn Zoon heeft aan Zijn Rechterhand en dan gaat het Zwaard Zijner Gerechtigheid in de scheede aan Zijn Linkerhand. Is er grooter Heerlijkheid Gods denkbaar!? Dat beleeft de Kerk die als vijanden Gods verzoend worden. Voor hen heeft het Zwaard der Gerechtigheid al geslagen en Zijn Bloed stroomde weg. Zullen we het Bloed van dien schat niet drinken!?
O dat wordt geschonken als de dorst naar de Gerechtigheid gaat boven de dorst om van de hel af te komen en om dit te beleven, of beter: “te doen beleven” is Gods Eigen Werk hoor! O volk al kunt ge daar zelf niet komen…….. de Heere weet u er wel in te brengen hoor! Dat is in Zijn Godsplan opgenomen hoor! O wat hebben we toch een Licht tot onderscheiding noodig. Je hoort tegenwoordig zelfs door bekende dominees het stuk der Rechtvaardigmaking verhandelen, zonder zij er ’t geringste van kunnen vertellen, omdat zij ’t nog nimmer beleefd hebben. Ook dat is dwaze en vermetele hoogmoed des harten, waaraan we eerst moeten sterven zullen we ooit gerechtvaardigd worden. Neen, dat weet de geliefde Ds Blaak en enkele anderen anders uit een te zetten. Ik zal u die brief weer retour zenden.
Wat Eva’s moeder u schreef, dat wil er beter bij mij in hoor! Dat is de gang van de Kerke Gods. Getergd en bitterlijk bedroefd de ziel uitgieten voor het Aangezicht des Heeren. Dat is een kostelijke gang. Daar kan geen “uitgieten” mogelijk zijn of het “vat” moet nederwaarts neigen naar de aarde……..niet half maar heel! Daar moet ook soms de druk “van Peninna’s” voor dienen. Simei vloekte David en wat zeide David toen Abisai het eens voor hem wilde opnemen? : “want de Heere heeft tot hem gezegd “vloek David”. Nu moeten we nooit denken dat de Heere ooit Simai opgedragen heeft David te vloeken, want Simei was zelf een “gevloekte” uit ’t geslacht van ’t Huis van Saul. Maar David wilde alleen maar zeggen : Ach Abisai dit laat de Heere toe tot mijne vernedering en Vaderlijke kastijding………. Simei zondigt verschrikkelijk maar laat hem vloeken. Later in 1 Kon. 2 : 8-9 zeide David tot Salomo :
Bij u is Simei…….die mij vloekte………houdt hem niet onschuldig.En in vs. 44 zeide Salomo tot Simei: Gij weet al de boosheid, die uw hart weet, die gij aan mijn vader David gedaan heeft enz. En dat kostte Simei zijn leven. Zoo moeten ook Gods Kinderen zich zelf nooit wreken maar met alles gaan tot hun God Die Alleen de wrake toekomt. Geliefde vriendin wat verblijdde het mij te vernemen dat ge het weer eens zoo goed voor uw ziel gehad hebt. Ja hé, dan is het alsof de Heere alles komt overnemen. Wat is zoo’n ademhaling heerlijk na zooveel bange tegenspoed. Dan is er geen vijand te bekijken hé. Wat is het dan een liefelijkheid zoo alleen met de Heere te vertoeven hé? Dat doet de Heere niet te vaak want dan zouden we “de Hemel op aarde gaan begeeren” en dat kan niet, want we moeten voorwaarts, dit vloekdal uit. “Welzalig dien Gij hebt verkoren” ja verkoren. Wie zou er ooit zalig worden, zoo God geen zielen verkiest? Dat zal niemand kunnen loochenen. Maar o hoe vijandig staat het “Adamshart” tegenover “uitverkiezing”?! Verkiezing……..o dat wordt nog wel geslikt want zonder dit is zaligheid onmogelijk. Maar o dat woord “uitverkiezing”. God kiest niet uit, maar verkiest uit.
Nu raakt het dus een deel der menschen. O groote verborgenheid. Juist omdat alle Adamskinderen even verdoemelijk zijn, zeg ik wel eens : o dierbare Rechtvaardige God dat maakt u vrij van ieder mensch. Als dat niet zoo was zou er Uwerzijds ook geen Vrije verkiezing kunnen zijn, dan zoudt Ge nog verschil moeten maken. Maar nu hebt Ge “ongebonden” uitverkoren. Nu behoefde Uw verkiezing niet te wachten op de “val”, maar Uwe Liefde zich van eeuwigheid vestigen op de verkorenen.
O Rechtvaardige lieve Abba.! Zoo alleen kon ook het “Verbond van eeuwigheid vast” zijn.
Zoo Gij in Uwe Verkiezing “gebonden” waart geweest………..zoo zoudt Ge in de Raad des Vredes met Uw Zoon geen Vrij Verbond hebben kunnen maken omtrent Uwe verkorenen.
Zoo zou er ook nooit gezegd kunnen zijn geweest: “Zeg Vrij uw eisch” o dierbare Heiland onzer zielen, zoo alleen waart Gij ook van eeuwigheid af de Verkoren Bloedbruidegom, ja uit de allervroegste Dageraad………..de Dageraad der eeuwigheid van den Eeuwigen Dag!
Daarom roept Gij het Uw eenige Bruid zoo liefelijk toe: Doe Mij open, Mijne Zuster, Mijne Vriendinne, Mijne Duive, Mijne volmaakte! Want Mijn Hoofd is vervuld met “Dauw” (van de Dageraad der Eeuwigheid) !..............O Mijn liefste………Ik kan u niet missen , Ik ben u van eeuwigheid “Trouw” geweest…….Ik heb uw ganschen doodsnacht gewacht…….Mijn haarlokken zijn vervuld met “nachtdruppelen”! (Hooglied 5).
(O geliefde vriendin mijn ziel is als een gewaterde hof en liefdetranen vullen mijn oogen) O roept Hij………..O Mijne Vriendinne, Mijne Duive begeert ge niet een eeuwige Liefde van Een Eeuwige Liefste…………Doe Mij open Mijne Zuster…………want Ik ben van eeuwigheid voor u gezalfd geweest…………hier ben Ik in Mijn eeuwige Trouw………….Nog talmt de Bruid, ach heeft ze dan nog één les noodig na zulk een lieflijk noodigen en kloppen? O wonder van genade……..haar ingewand wordt ontroerd om “Zijnentwil” (Daar is de Bruidegom de oorzaak van).
Een bitter berouw en leedwezen om haar terughoudendheid en weigerend talmen en liefdeverlangen om Hem in de Armen te vliegen als Zijn duive, mengen zich dooreen……….het laatste krijgt de overhand. Ja hoor!, toch “geurt de mirre”.
De opgesloten Bruid grijpt naar de grendelen van haar harteslot om haar Liefste open te doen, in zulk een volkomen begeerte, dat de mirre vloeit en drupt op “de handvatsels van het slot”: Wie zal ’t nu ooit kunnen loochenen dat zij ’t zelf was, die Hem nu eindelijk vrijwillig de grendelen opzijde schoof?
Dat slot sluit ze nooit weer en eeuwig zal het haar liefdegeur verspreiden, het riekt eeuwig naar de mirre. Maar……..O wat nu?.........nu wil ze Hem eindelijk vrijwillig, ofschoon na lang talmen……….Hij zal toch niet weg zijn???.........Heeft ze Hem te lang laten staan………te ver gewaagd met haar talmen?........O nu “vlug opendoen”!!!......Maar o wat nu……….Hij is al geweken! (wel ’t is geen wonder, want niet “zij” maar Hij zou de laatste hand er in hebben hoor!!!) O denkt ze……..o Liefste Gij hebt laag genoeg gebukt……..Zou Hij nu tenslotte Zijn Trouw nog verbreken?
Ach was Hij er nu nog maar……….O nu wil ze als de schuldige niet langer over de Onschuldige heerschen……..maar ’t is al te laat………Hij is weg!!!!
O An door Zijn wegwijken, leert zij haar hart kennen en al haar rechteloosheid.
O uitnemende weg……….”de Liefde zal ook alleen overwinnen”______ Dit is voor degenen die ’t beleeft een oogenblik een onverklaarbare gewaarwording. Nu wil ik Hem waarlijk alleen, en nu is Hij er niet!? O An ’t is zeer diep maar Godverheerlijkend schoon als ’t beleefd wordt.
Ik zal trachten er iets van te zeggen, de Heere schenke u licht! Als Hij er nog gestaan had zou ze gezegd hebben : Nu moet Ge binnenkomen want “Ik” heb U opengedaan. Dan had zij dus wat voor Hem gedaan……..en een “brave Bruid” geweest??? In eigen oog!........ja zij zou Hem na haar Opstand, terughoudendheid en weigerend talmen, eigenlijk met haar “ontsluiten” nog “genadig” zijn geweest en de zaligheid hebben toegelaten en aan zichzelf te danken gehad hebben.
O foei neen, zij moest die geheel buiten zichzelf zoeken…………..zij gaat haar eigen hartedeur “vluchtend” uit…………Haar laatste zuchtje en “weldaadje” wordt nu onrein in eigen oog! Haar besluit om Hem nu maar binnen te laten, verschafte haar geen “Recht”. Nu waagt ze alles op alles in ’t holst van de nacht, uit ’t algemis. Ja “verdoemende haar eigen oude Adamshart” al had ze de grendelen ontsloten. Zij gaat Hem zoeken………..als ze Hem nu nog ooit zou vinden, zal ze Hem nooit kunnen uitdrukken, hoe “volmaakt lief” zij Hem vindt! Maar als Hij zich niet laat vinden, vindt zij Hem nooit : “Ik” zocht Hem, maar “Ik” vond Hem niet!!!!! “Geen wachter van de stad” die Hem kan aanwijzen waar Hij staat! Die Lieveling des Vaders laat zich vinden.
Nu An ik verzeker u, dat die Hem vindt, gelijk Sulamith……….dat die Hem vasthoudt en niet laat gaan totdat die ziel met Hem in haar Moeders Huis is. O volk, dat is “het Jerusalem dat Boven” is, in de Liefelijke Woning des Vaders…………ja tot in de “Binnenste Kamer” dergene die haar gebaard heeft………Wat nu? Nog een bijzondere extra plaats in die Woning?
O volk, de Binnenste Kamer is ’t “hart der woning”. “De Eeuwige God zij uwe Woning”………..ja tot in de Binnenste Kamer………de “Kamer der Eeuwige Liefde” waar ge begeerd en bemind zijt, waar uw leven zijn oorsprong vond, de Bron waaruit ge zijt voortgesproten. “HET VADERHARTE GODS ”.
De Binnenste Kamer der Liefelijke Woning onzer Moeder. Het eeuwig Goddelijk Liefdevertrek der Allerhoogste, Allerreinste Goddelijke Intimiteit………..Het Godsvertrek der oorsprong en eeuwige vertroeteling Zijner lievelingen in eeuwige Jeugd waar de Lieflijke Stem des Almachtige zal doen huppelen van zielevreugd! ____________________
O geliefde vriendin……….ik zou zoo gaarne hier nog dieper op ingaan……..zoo gaarne nog verder spelen op de Harpe Sions met haar verscheidenheid der toonen en lieflijke welluidendheid.
Maar ik mag ook de trommel niet vergeten, die werd vooral gebruikt (ook nu nog!!!) tot bijéénroeping en optrekking tot den strijd. Je kunt er nooit een “hooge” toon uithalen……… en zonder “slagen” van dengene die hem hanteert, is hij niet te hooren!!! O wat lokt dat instrument tot vernedering! Hoe bestaat het…….er zit niets in en hoeft toch maar geroerd te worden en hij wordt gehoord en men komt er op af!!!??!!
Een echt instrument om de bekommerde Kerk te begeleiden. Hij past er zoo bij ; waar of niet? En die hem hanteeren……….moeten “de handen vrij hebben” en dragen hem aan een “band” over de schouders. O uitnemend instrument.
Dat bekommerde volk, als ze zich laten mederoepen is ook zoo “laag” gestemd, onder de slagen der verdrukking, en toch………….
Ja onder de slagen der verdrukking en toch geeft hun “ledigheid” een vaste en zuivere toon. Maar de bevestigde Kerk……….kan die de trommel missen? Nee hoor, want bij iedere overwinning buigen ze weer zoo laag dat ze hem direct weer grijpen om hun zielestemming te begeleiden……….zoo geven zij Gode de eer.
Dat instrument was ’t eerste waar Mirjam naar greep en al de vrouwen, toen de Heere hen uit dat Egypteland gehaald had en de Roode zee doorgeleid had! En Mirjam de profetes, Aarons zuster……… staat er! Daar had toch in de 1e plaats moeten staan: Mozes zuster?
O wat lief staat dat er nu weer?!!!! Wat moedgevend voor de bekommerde Kerk.
Tijdens Mozes afwezigheid is ze langen tijd bij Aaron geweest? En ik geloof ongetwijfeld dat ze bij dien Hoogepriester zich nog meer op haar gemak voelde dan bij dien Wetgever!?!!?
Wie weet of An glimlacht, als dat zoo is, is ze ’t er best mee eens! Dat komt meer voor, maar dat is gelukkig maar tijdelijk hoor! Mirjam heeft ook nooit tegen Aaron gemurmureerd maar wel tegen Mozes!? Ik geloof ’t vast dat ze nog “verschil” maakte?!? Dat mag toch niet.
Hoe moet dat weer goed komen? En Mozes is in wezen zelfs nog de “zachtmoedigste Man” genoemd, ja meer dan alle menschen die op de aardbodem waren! staat er.
Mirjams Broeders waren beiden een typebeeld van dien Eeuwigen Man : De Wetgever en de Hoogepriester en Wetsvervuller.
O volk van God………o lieve Mirjam je kunt ze “Beide” niet missen, het zal u eens dierbaar worden afgelost. Door den Tweede krijg je de Eerste voor eeuwig terug!
En er is geen zachtmoediger MAN die ook alleen het aardrijk doet beërven voor “zachtmoedigen”! Dat getuigt van “Beeldsherstel”.
Dat moest de Bruid ook ontvangen want met eerbied gezegd………o An…………zij wilde met haar talmen de Bruidegom eerlijk gezegd “nog wat onder de Knie hebben”____
Haar zaligheid kon alleen maar ten hoogste toppunt stijgen, als Hij haar verkoos, als Hij niet zonder haar kon, maar niet andersom n.l als zij Hem verkoos.
Dit wordt zelfs in de natuur bevestigd. Ze kon zichzelf niet aanbieden als de “schoonste onder de vrouwen” maar zij kon pas volzalig in haar liefde bevredigd zijn, als zij ontwijfelbaar gevoelde dat Hij haar zoo zag. Ja dat Hij zelfs de “dood” voor haar over had!
De zonde moet ontdekt worden maar de “liefde” in haar allerdiepste heerlijkheid moet ook ontdekt worden!!!! tot in haar allerfijnste accoorden! van stap tot stap!
Als de vraag eerst niet volledig wordt kan er geen volledig antwoord gegeven worden.
(Geen Bruid of zij wil onvoorwaardelijk voor haar Bruidegom de Koningin onder de vrouwen zijn.) Dan is zij pas gerust.
Ik zoude vaak veel dieper willen afdalen in schrijven en spreken in de verborgenheden van het Hooglied, maar die Wijze God onderricht mij hier in, want ’t zou niet goed zijn als het “vleesch” van bekommerde zielen, de inhoud ging peilen. Ik weet te goed dat de Heilige Geest Alleen deze zaken ontsluieren kan en dat het geen zin heeft als volwassenen in de genade, alles met kleine kinderen of maagden of jongelingen in de genade bespreken. Met andere woorden de dingen zijn geestelijk en te heilig, om God vooruit te loopen in de bearbeiding der Zijnen. Dat zou geen zin hebben, ja zelfs schadelijk kunnen zijn. “Ik bezweer u gij dochters van Jeruzalem die bij de reeën of bij de hinden des velds zijt dat gij de liefde niet opwekt noch wakker maakt tot dat het haar luste!”
(Langzaam en biddend het volgende lezen hoor!!)
Als een “liefje des Heeren” zoo stille is en gemeenschap oefent met zijn God denkt het wel eens : Maar als God nu Zijn kinderen al van eeuwigheid geliefd heeft en gekend………..waarom lieve Abba hebt Ge dan een eeuwigheid gewacht ze U toe te eigenen door schepping en herschepping!?
O An dit is zeer diep, maar strekt zich ook uit tot de verheerlijking Gods! Hier past het duizendvoudig dat de kindertjes hun mondjes niet opendoen. Want als ze er eens licht in krijgen dan roepen ze……….
O dierbare God ik zal U er eeuwig om loven!
Ik zal trachten er iets van te zeggen. In de eeuwigheid die voor het Paradijs ligt………..o kinderen Gods…………heeft uw God een eeuwige begeerte tot u gehad en een eeuwige genieting in de voorstelling van u Zijn dierbaar kroost. Ja in eeuwige Goddelijke Rust dat niets ooit in ’t Heelal zou kunnen verhinderen dat Zijn Vaderlijk Godsverlangen naar het voorgekende kroost Zijn verwezelijking zou hebben. Maar ook de kindertjes die geschapen zouden worden, zouden in de liefde niet tot de volheid verzadigd kunnen worden, zoo hun mondjes niet konden getuigen : Mijn Vader beminde en begeerde mij al een eeuwigheid toen ik geboren werd.
Zoo dit niet ware geschied, Hij zou wel mijn eeuwige God, maar niet mijn eeuwige Abba geweest zijn! De eeuwigheid voor het Paradijs bewijst dit volkomen.
Zoo dit niet ware geschied………..mijn Liefste Bruidegom bewijst er mede…………Zijn eeuwige Trouw en dat er voor Hem in der eeuwigheid geen andere Bruid in ’t Heelal Zijn liefde kon bevredigen dan die “éénige volmaakte” die Zijn Vader voor Hem verkoren had.
O eeuwig verlangen, o eeuwig wachten mijns Liefsten op mij!!!
Zoo dit niet ware geschied……….n.l dat er een eeuwighheid lag voor het Paradijs………hoe zoude de Geest door wien ik ten “leven” werd en Die van Eeuwigheid was………..mij ooit schooner de onvergankelijkheid van dat “leven” bewezen hebben tot eeuwige verzadiging mijner zielevreugd?
Gods Liefde tot Zijn kinderen kent geen aanvang, zij is even oud als God Die Liefde is, dat is van eeuwigheid. Zoo ze een aanvang had gehad zouden we ons nog een einde kunnen indenken……… maar nu niet, ze is even eeuwig als God zelf.
Geliefde zuster……….kunt ge ’t op? Ik niet hoor, dat wordt eeuwig eten en drinken en vroolijk zijn! Als in de natuur een kindje dat pas kan staan zich van pure blijdschap al driemaal omkeert als het zijn vader ziet naderen, telkens iets nieuws ontdekkend wat lieflijk is………wat dunkt u, hoe zou dan een “Kind des Vaders” zich gedragen als Hij komt??!!
Wie weet of An is al gelukkig dat er een eeuwigheid voor “het Paradijs” lag, het is alles tot verheerlijking Gods. O wat heeft Die God tot aan de grondlegging der wereld, een eeuwigheid gevergd tot de volwording der gelukzaligheid Zijner lievelingen! Wie is een God gelijk Hij? Wie heeft zulk een LiefdeVader? Nog niet geboren……..en toch eeuwig in Zijn Boek geschreven?
O geliefde zuster, dat doet mij wel eens roepen met het kleinste kinderstemmetje : Lieve Abba……. Och waar is de “doorgang tot het leven” voor Uw liefje?
(Tranen van ontroering door eeuwige liefde, vullen mijn oogen). Zijt Gij nog lieflijker, nog heerlijker lieve Vader dan ik hiervoor beschreef? Bewijst Gij door de eeuwigheid die er lag voor het Paradijs niet nog Veel Meer!
Ach Heere mag ik er iets van vertellen, wil U de lezer licht geven?
O An als ge hier iets van krijgt te zien dan kan ’t zijn dat ge op uw heerlijk juichen nog heerlijk weenen gaat ook……….en dat van liefde alleen!
Luister eens goed………ik moet de trommel weer nemen voor mijzelf en u………..o God ik kan ’t haast niet schrijven, het goldt ook voor U Heere : “al ging het nog zoo hoog” want o allerdierbaarste God………..van eeuwigheid waren Uwe lieflijke Vaderoogen “dagelijks” geslagen op Uw teedere Voedsterling en op de voorgekende “lijkjes Uwer liefjes” gaande een eeuwigheid Uw “smart” tegemoet : Als Ik hen schep………zullen zij moedwillig Mij verlaten en de dood ingaan! en wordt Mij Mijn voedsterling ontnomen.
Welk schepsel zou ooit uit deze worsteling hebben kunnen geraken het “Liefste” te moeten missen voor ‘t “liefste”. O God wij zouden geroepen hebben: ik kan “Het” (Zijn “Zoon” de voedsterling) niet afstaan maar o ik kan “het” (Zijn verloren Kerk) ook niet missen……….wij waren bezweken.
O Almachtige God, dat Uw Vaderharte niet is bezweken!!! O Vader een eeuwig vast besluit Hem af te staan…….en ons te redden…….stond U voor oogen in de eeuwige vertroetelingen Uwer voedsterling………O God hoe smart het mij nu dat ik gevallen ben.
O spelend Lam van eeuwigheid……….O Rechtvaardige Vader………..hoe hebt Gij na eeuwige voorkennis……….tot schepping…….val en Golgotha kunnen voortgaan………wie zou zonder bezwijken…….ooit Zijn gemaakt bestek hebben kunnen volvoeren.
O God, o Zoon, o Geest………Uw Eeuwige Liefde heeft het gewonnen!
“Een eeuwigheid voor” het Paradijs …….bewijst het en doet ook hier Uw Kroost eeuwig roepen : O Lieve Abba……….de Hoogste smart hebt Gij voor ons een eeuwigheid tegemoet willen gaan, maar “TOCH” Uw schepping gewrocht. Het smartte Hem aan Zijn Hart (Gen.)
O lieflijke allerzoetste Jezus…….O Voedsterling Gij hebt een “eeuwigheid ver” Uw Kruis zien staan……. totdat Gij vrijwillig de Heerlijkheid Uws Vaders verliet om onze “Heerlijkmaking”!
De eeuwigheid voor het Paradijs bewijst de “waarde en volheid” van Uw offer………van eeuwigheid tot eeuwigheid en niet van “val tot eeuwigheid”! O Lieve verkoren kindertjes, hoe klein ge ook zijt, wat ligt ge vast, onbeweeglijk vast in God en Christus.
O geliefde vriendin……..en dan de eeuwige Liefde, Trouw en vastbeslotenheid van God de Heilige Geest……..van eeuwigheid onderzoekende de “diepten van het wezen en de deugden Gods”……. een eeuwigheid lang………en nooit vindende éénige zonde ondeugd of onrechtvaardigheid……… als God……..Godverheerlijkende heeft niet gewankeld en is niet bezweken om tot de grondlegging der wereld, naar ’t vast besluit, over te gaan in Almachtige Kracht wetende dat ’t kort zou duren of Hij zoude in Zijne smettelooze Heiligheid zich moeten wenden tot Godverlaters, spotters, hoereerders, goddeloozen, vijanden………..ja ja……….alle verkorenen, wetende van nu aan de Leidsman te zijn om met die verkorenen de diepten des Satans, dood en verdorvenheid te onderzoeken, wetende niets meer te kunnen vinden dan alles wat voor die lievelingen “verdoemenis” rechtvaardigde!
Ook de Heilige Geest bewijst Zijn Eeuwige liefde en Trouw, in volkomen onvergankelijkheid en standvastigheid ondanks ’t allerontzettendste “de val des menschen” in de volle wetenschap dat Hij in het huishoudelijk werk met dat volk zich vereenigende, voor dat volk, alle hun ongerechtigheid op dat Lieve Lam zou moeten gaan leggen met wie Hij naar Zijn Godheid van eeuwigheid tot eeuwigheid één is! Wie zal ’t peilen dat ook Hij na een eeuwigheid niet bezweken is van smart maar nochtans er toe overging.
O Almacht en eeuwige Liefde! Want Gods smart dat Hij de mensch gemaakt had was een Drievuldige smart. Dit bewijst deze tekst : Laat ons menschen maken.
Wat er in God is voor de Kerk voor eeuwig………..is er al een eeuwigheid geweest, ja ook de lankmoedigheid, de Barmhartigheid.
Als een ziel licht krijgt in ’t voorgaande wat ik beschreef, o dan zegt ze: Lieve Heere Gij zijt niet te vroeg en niet te laat met Uw schepping en herschepping.
Ik zal nooit meer zeggen: waarom “laat Gij de kinderkens niet eerder tot U komen” maar zeggen! Hoe hebt Gij ze ooit kunnen doen komen, al hebt Ge ze volmaakt lief, want Uw dierbare Voedsterling moest Gij er voor slachten.
Hier stopt de brief vrij abrupt. Geen afzender, geen groet, helemaal niets meer. Mogelijk is het laatste kantje verloren gegaan. In de envelop zat het in ieder geval niet meer. Maar, als je deze brief inderdaad 'langzaam en biddend' gelezen hebt, dan is er genoeg stof ter overdenking...
Wilt u op de hoogte gehouden worden van nieuwe Blogs van Boekenstek? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief. Zo blijft u op de hoogte van al het boekennieuws.