Het verhaal van Dirk Koffie


Een vervolgverhaal uit een oude GezinsGids

Het verhaal van Dirk Koffie, geschreven door Pleun R. Troost, heeft als vervolgverhaal in de GezinsGids vanaf 1 januari 1977 gestaan. Pleun Troost weet als geen ander de sfeer in de dorpen van de Hoeksche Waard te treffen. 

Dirk Koffie

Dirk Koffie zette met een diepe zucht zijn mand met negotie neer op de hardstenen stoep voor de achterdeur van de woning van de schoolmeester.
Hij deed de deur open en riep langgerekt: ‘Volluk’.
Toen draaide hij zich om en bekeek den tuin van de meester met kennersblik. Snelle voetstappen in de gang zorgden er voor, dat Dirk zich weer een kwartslag draaide en zijn aandacht richtte op de gang voor zich.
De meestersvrouw verscheen.
Ze was lang, mager en had een vermoeide trek op haar gezicht.
Ze glimlachte toen ze Dirk in de deur ontwaarde. Dirk tikte tegen zijn pet. Dat deed hij alleen voor de vrouw van de meester, de domineesvrouw, de vrouw van de burgemeester en de vrouw van de notaris. Volgens Dirk waren dat vrouwen van hooggeplaatste personen en de Schrift leerde, dat allen die een ambt bekleedden dubbele eer waardig waren en Dirk vond, dat ook vrouwen in die eer mochten delen. Vandaar dat tikje tegen zijn pet.
‘Heeft de juffrouw vandaag nog wat nodig’? informeerde Dirk. ‘Schoenenpoets, Glim, de beste van de wereld, veters zwarte en bruine, buitenpoetsers, klosjes twijn wit en zwart, koperpoets, naalden op stopsajet?’

De meestersvrouw had een nieuwe tuitenpoetser nodig en of Dirk soms een vatenkwast had. Dirk had twee soorten en beval de stevigste en duurste soort met vuur aan. Dirk ving zijn geld en pakte zijn mand weer op.
‘De dominee had zondag een goeie preek, juffrouw’, meende Dirk. ‘Vond u ook niet?’ De meestersvrouw was het met Dirk wel eens, alleen vond ze de preek wel wat geleerd. ‘Ik weet het niet Dirk of alle mensen de dominee wel goed kunnen volgen’, zei ze. ‘Hij gebruikte nogal wat moeilijke woorden en mijn man zegt, dat het intellect bij de Moerlanders niet groot is.’ Dirk had moeite met het woord intellect. Hij wist niet precies wat dat betekende, maar dat wilde hij niet weten voor de meestersvrouw. ‘Ja Juffrouw’, zei hij, ‘mijn moeder had daar ook al moeite mee. Je moet denken moeder kan op zijn best een beetje lezen en schrijven is er ook niet bij. Vroeger gingen de mensen bijna geen school. Ik denk zo dat het lectueel, zoals u zegt, bij mijn moeder ook op een laag pitje staat. Ja, de dominee moest daar meer rekening mee houden. Maar ’t was wel een goeie preek. We hebben het beste geschoten met dat mannetje.’
De meestersvrouw keek glimlachend naar Dirk. ‘Hartelijk dank juffrouw voor de klandisie en we gaan zien of er nog wat meer te verdienen is. Vandaag neem ik het dorp en morgen gaan we als we ’t leven naar de Westdijk en naar Stougie.  Dat  is weer een hele tippel, maar 't is mooi weer en we zijn gezond en  dat  is een verbeurde zegen.’ Dirk groette nogmaals en verdween door het tuinpoortje weer naar de straat. Buiten het gezicht en gehoor van de meestersvrouw mompelde Dirk ‘ons lectueel mag dan niet groot zijn, de meester moest zijn tuin eens wat schoner houden. Het vuil komt je gewoon tegemoet. Dat is ook een laag lectueel’. Dirk Koffie hervatte  zijn tocht met zijn mand met handel.
Dirk Koffie noemde iedereen hem op Moerland en zijn moeder, die weduwvrouw, was Trijn Koffie. Zo heetten ze helemaal niet. Hun werkelijke naam was van der Voorde. Koffie was hun bijnaam. Die was zo algemeen bekend op Moerland, dat het soms aanleiding gaf tot dwaze vergissingen: Enkele jaren geleden had Moerland een nieuwe veldwachter gekregen en die man was met bijnamen heel niet op de hoogte. De veldwachter  deed  ook   boodschappen voor het gemeentehuis en iedere morgen meldde hij zich trouw bij de burgemeester. Trijn van der Voorde hielp ieder jaar mee met de schoonmaak op het gemeentehuis.  Er was een vaste werkster, maar die vrouw had  bij  de   jaarlijkse   schoonmaak hulp nodig en dat was dan moeder Trijn. Zo kon het gebeuren dat veldwachter op zekere morgen orders kreeg van de gemeentesecretaris om Trijn Koffie op de Erven te waarschuwen, dat ze woensdag moest komen helpen met de schoonmaak. De veldwachter,  jong kwiek, ging regelrecht naar de Erven en na enig zoeken vond hij het huisje van Trijn Koffie.
Hij riep aan de voordeur en Trijn verscheen met haar omslagdoek om, want het was kil in het voorjaar. ‘Mevrouw Koffie, order van de burgemeester om morgenochtend op het gemeentehuis te verschijnen voor de schoonmaak. Er is weer wat voor u te verdienen mevrouw Koffie’.
Trijn gaapte de veldwachter verbaasd aan en zei toen: ‘Man we heten helemaal geen Koffie, maar van der Voorde. Koffie is onze scheldnaam.’
De veldwachter geneerde zich vreselijk. Hij kreeg een kleur als vuur.
‘’t Geeft niks hoor jongen’, zie Trijn gemoedelijk. ‘Iedereen op het dorp noemt ons zo. Trek het je maar niet aan.’
De veldwachter trok het zich wel aan en beende kwaad terug naar het gemeentehuis, waar hij echter de burgemeester niet trof, maar wel de gemeentesecretaris. Bij hem deed hij zijn beklag. De gemeentesecretaris had geweldig veel plezier en dat was olie op het vuur bij de veldwachter. ‘Sta daar niet zo te lachen’, gromde hij. ‘Ik sloeg een figuur als modder bij mevrouw van der Voorde. Wat weet ik van bijnamen af hier op dit dorp’. ‘Mevrouw van der Voorde’, hikte de secretaris’, Als je ze zo noemt voelt Trijn zich helemaal genomen’. De veldwachter kon de humor er niet van inzien.

Dirk Koffie was door een ongeluk in de handel terechtgekomen. Vroeg had hij zijn vader verloren door de gevreesde ziekte. ‘Tering’ noemden de mensen op Moerland die ziekte. Dirk was begonnen als boerenknecht. Bij ongeluk was hij bij het dorsen in de dorsmachine terechtgekomen en zijn ene arm werd toen zo gewond, dat die arm nooit meer goedgekomen is.
Hij was voorgoed ongeschikt voor het zware boerenwerk. Dirk had echter de moed niet opgegeven en hij was een handeltje begonnen in kleine gebruiksvoorwerpen, die het boerenvolk altijd nodig had. Moeder Trijn naaide wat voor de boerenvrouwen en werkte zo nu en dan eens een dag. Zo kwamen ze beiden aan de kost. Het was geen vetpot, maar het ging en veel behoeften hadden ze niet. Dirk was trouw lid van de jongemannen-vereniging op Moerland, hoewel hij al ver boven de leeftijd was. Verder deed hij dienst als hulpkoster en hij voelde zich nauw bij het kerkewerk betrokken. Dirk mocht dan een beetje teveel praten, hij was een echte serieuze jongen en de Moerlanders mochten hem wel; net als zijn moeder Trijn, een goede ziel, die veel van haar enige zoon hield. Zo leefden die twee rustig op het dorp en waren tevreden met hun bescheiden deel, dat hun wel geen weelde maar ook geen al te grote armoede bracht. Er ging echter iets gebeuren dat een grote verandering in de levens van deze beide eerzame mensen zou brengen.

De andere dag scheen de zon uitbundig over het vlakke polderland en Dirk vertrok met zijn handel welgemoed naar de Westdijk en naar Stougie. Hij had een pakje brood meegenomen en nam zich voor zijn twaalfuurtje te nuttigen bij Sijtje van der Schoor aan Stougie, een vriendelijk mensje dat altijd de koffiepot op een theelichtje had staan en graag de komende en gaande man van een bakje ‘leut’ voorzag. Als Dirk zijn tocht buitenaf had, zorgde Trijn dat er 's avonds warm kon worden gegeten. Dirk had een goede dag. De verkoop vlotte goed en Dirk geraakte in een opperbeste stemming.
De mand werd steeds leger en Dirks geldknip steeds voller. Het leek wel of alle mensen op Dirk hadden gewacht, want bijna overal was het raak.
Dirk had zelfs al verschillende malen zijn stompje potlood moeten gebruiken om in zijn beduimelde zakboekje op te schrijven, wat hij voor verschillende klanten op zijn volgende tocht mee zou moeten brengen. Dat beloofde al weer heel wat voor de volgende tocht en Dirk bedacht, dat hij bij zijn leveranciers heel wat had in te slaan. Om een uur of één was hij bij Sijtje van der Schoor met haar koffiepot en in het piepkleine keukentje at Dirk zijn boterhammen op en had intussen een goed gesprek met Sijtje. 
Sijtje mocht de nieuwe dominee van Moerland ook graag en die goeie man had al menig kopje koffie bij Sijtje gedronken. Sijtje was van mening dat de dominee 'kennis aan de zaak' had en Dirk was het roerend met haar eens. Meer dan een uur vertoefde Dirk bij Sijtje en toen zette hij zijn tocht voort. Al spoedig begreep hij dat hij zijn tijd bij Sijtje 'verkletst' had, want hij was later klaar dan hij gedacht had. De mand was bijna leeg en Dirk zette er de sokken in, om op Moerland te komen. 
Het was immers ruim een uur lopen van Stougie naar Moerland. Hij begon trek te krijgen enhij dacht verlangend aan het warme prakje, dat hem bij moeder Trijn wachtte. In de beste stemming begon Dirk zijn terugtocht. Wat zou moeder Trijn wel zeggen, dat hij zoveel had verkocht? Ze zou wel erg blij zijn, want in de winter kon Dirk nooit zoveel verdienen. Dan hadden heel wat boerenarbeiders geen werk en dan werd er door Dirk ook veel minder verkocht. Dirk liep de stille polderwegen door en nu en dan zong hij een psalm. Dat kortte de weg en het moet gezegd worden, dat Dirk Koffie goed kon zingen. Tijdens de kerkdiensten viel dat op, want Dirk zong altijd vol overgave. Hij was de Westdijk al gepasseerd en liep nu de rechte weg af, die de Westdijk met Moerland verbond. Nu en dan plonsde er een eend in de sloot of vloog een koppel mussen weg, die zich tegoed deden aan de graankorrels op de pasgemaaide korenvelden uit de aren waren gevallen. Ergens op een korenakker zag Dirk een haas overhaast de vlucht nemen. 
Dirk was halverwege de weg, toen zijn oor getroffen werd door een ijl geluidje, dat hij niet thuis kon brengen. Het leek wel het gehuil van een klein kind. Dat was toch onmogelijk, zo midden in de polder. Dirk stond stil en zette zijn mand neer. Daar hoorde hij het weer. Het kwam van het korenland van boer Kruithof. Dirk Koffie wilde er meer van weten. Vlak bij was de dam, die de akker met de weg verbond. Dirk stapte het land op maar nam toch zijn mand maar mee. Je kon die mand zomaar niet onbeheerd op de weg laten staan. Drommels daar hoorde hij het weer. Het kon niet veraf zijn. Het kwam vast uit een van de vele korenhopen die netjes gestapeld op de akker stonden. Zoekend liep Dirk de korenhopen af. 
Een grote haas sprong verschrikt op en zette het op een lopen. Dirk lette niet eens op het verschrikte dier. Speurend gleden de ogen van Dirk langs de korenhopen en plots zag hij wat wits. Tussen de garven lag een zuigeling. Het kindje lag keurig in een dekentje gerold en het gezichtje zag rood van het huilen. Dirk schoot op zijn knieën en nam het kind op. 
Hij sloeg het dekentje wat terug en zag dat het kind behoorlijk was aangekleed. Dirk vroeg zichzelf verbaasd af wie zo'n kind nu kon hebben achtergelaten op het korenland van boer Kruithof. Je vergeet toch niet zomaar je kind! In elke geval moest hij dat kind maar meenemen naar Moerland. 

Je kon het hier maar niet laten liggen. Dirk Koffie nam een kloek besluit. Hij legde eerst zijn handel die hij overhad uit de mand en legde het kind erin. De zuigeling huilde nu niet meer. Het kindje was weer in slaap gevallen. De ruimte om het kind benutte Dirk om er zijn handel weer bij te stoppen. De mand was nu veel zwaarder en Dirk sjouwde zijn mand met de vreemde inhoud huiswaarts. Onderweg dacht hij er over na wat hij tegen moeder Trijn moest zeggen. Moeder zou wel vreemd opkijken, als hij met zo’n wonderlijk vrachtje thuiskwam. Trijn Koffie stond al in de deur naar Dirk uit te kijken. Hij was vanavond ook zo laat. Dirk draaide de hoek om van de Erven. ‘Zeker weinig verkocht vandaag’, dacht Trijn spijtig. ‘De mand lijkt me nogal zwaar’. Dirk naderde het huisje. ‘Wat loopt hij vreemd’, dacht moeder Trijn ongerust. ‘Is alles toch goed met je Dirk’ waren haar eerste woorden, toen Dirk de deur binnenstapte en in het kleine loodsje heel voorzichtig de mand neerzette. ‘Met mij is alles goed moeder’, zei Dirk geruststellend. ‘Ik ben erg laat, maar ik heb goed verkocht vandaag’.
‘Hoe komt het dan, dat je mand nog zo vol is Dirk… wat heb je daar in die mand’? ‘Een kindje moeder’, zei Dirk. Trijn Koffie was al bij het mandje neergeknield en haalde de baby er uit. ‘Hoe kom je aan dat kind Dirk’? vroeg moeder vertwijfelend. ‘Gevonden op het korenland van boer Kruithof’, zei Dirk. ‘Ik kon het daar toch niet laten liggen. Het kind was zeker vergeten door een arbeidersvrouw, die schoven gebonden had op het land’.
Moeder Trijn dacht daar anders over. ‘Dat is onmogelijk’, zei ze. ‘Dat kind is of gestolen of te vondeling gelegd. Daar moet de politie bijkomen.’
Inmiddels had Trijn het kind uitgepakt. ‘Het is een meisje’, zei Trijn vertederd. ‘En wat een mooi meisje. Ik schat een maand of vier of vijf. Goed in de kleertjes en verder is er geen briefje of wat ook bij. Een rare zaak Dirk. Het is goed jongen dat je het meegebracht hebt’.
Het kindje was wakker geworden en het mondje plooide zich tot een lachje. Het hart van moeder Trijn ging open. ‘Ik zal eens zoeken naar een zuigfles. Ik dacht, dat ik dat ding nog in één of andere la had. Een jaar geleden had ik die fles nog nodig voor het kleine geitje van de buurman.’
De fles werd gevonden, schoongemaakt en er werd melk gewarmd op het petroleumstel. Trijn nam het kind op schoot en gaf het de fles. In het dekentje vond ze ook nog twee schone luiers. Trijn verschoonde handig het kleine meisje, trok de bedsteedeuren open en legde het kindje in haar eigen bed.
‘Nu eerst eten Dirk en dan ga je naar de burgemeester en hem vertellen dat je een kindje gevonden hebt’.
Ze aten samen en het is te begrijpen dat het vondelingetje het onderwerp van het gesprek was. ‘Wat moet er nu met dat kleine meisje gebeuren als de ouders nooit gevonden worden’? vroeg Dirk twijfelend.
‘Dan houden wij het’ zei Trijn beslist. ‘Ja maar moeder, je bent al oud en het is nogal wat om een vreemd klein kind groot te brengen’,  bracht Dirk in het midden. Trijn ontkende dat bezwaar niet, maar hield stijf en strak vol als het kind niet terechtgebracht kon worden bij haar wettige ouders, dat het dan niet naar een weeshuis behoefde, maar dat zij en Dirk het zouden houden.
Na het eten vertrok Dirk schoorvoetend naar het burgemeestershuis.
Hij belde aan en vroeg aan het dienstmeisje dat opendeed, of de burgemeester thuis was. Het meisje keek een beetje verbaasd naar Dirk, maar antwoordde bevestigend. Als Dirk wat te vragen had kon hij beter morgen op het gemeentehuis komen na negen uur, want de burgemeester hield er niet van om in de avonduren lastig te worden gevallen. Dirk beweerde echter met kracht, dat de zaak waarvoor hij kwam, geen uitstel kon lijden. Hoofdschuddend ging het dienstmeisje voor Dirk belet vragen bij de burgemeester.
Even later kwam ze terug en vroeg Dirk binnen te komen en mee te gaan naar de studeerkamer van de burgemeester. Met de pet in de hand trad Dirk Koffie binnen. ‘Wel van der Voorde, wat voor gewichtigs heb je me mee te delen’ ? vroeg de burgemeester wat ontstemd. Dirk vertelde het hele verhaal. Met verbazing hoorde de burgervader het aan. ‘Ga zitten van der Voorde’, zei de burgemeester nu hartelijk. ‘Wil je soms een kop koffie’? Dirk bedankte. Hij had pas gegeten en het hele geval had hem nogal aangepakt, meende hij. De burgemeester zat kennelijk met de zaak verlegen en hij riep er zijn vrouw bij. Die kreeg het hele verhaal ook te horen. De vrouw van de burgemeester was een heel aardige vrouw. Ze besliste, dat zij het kind zou nemen. Ze kon er dan voor zorgen, tot de ouders waren opgespoord.
Dirk schudde zijn hoofd. ‘Het is heel vriendelijk van u mevrouw, maar moeder wil beslist het kindje houden. Het ligt al in haar bedstee en ze wil het alleen afstaan aan de wettige ouders’.
‘Ja maar van der Voorde, je moeder heeft toch geen kindergoed en luiers’? zei de burgemeestersvrouw praktisch. ‘Bovendien ze is al oud’. ‘Moeder is niet te overtuigen, mevrouw’, zei Dirk. ‘Ze wil het kleine meisje houden’.
Mevrouw vond dat ze toch maar mee moest gaan met Dirk en ze zou gelijk wat kindergoed van haar kinderen meenemen, dan kon moeder van der Voorde toch regelrecht het kindje verschonen en dan kon ze voorlopig vooruit. De burgemeester beloofde dat hij er morgen rechtstreeks werk van zou maken, want het was nog nooit in de geschiedenis voorgekomen, dat het Moerlandse politieapparaat met een geval van te vondeling leggen was geconfronteerd.

Enkele uren later ging het als een lopend vuurtje over Moerland, dat Dirk Koffie in een korenhoop op het land van boer Kruithof een klein kindje had gevonden en dat Trijn Koffie weigerde,  dat kindje uit handen te geven.

Toen kwamen van alle kanten de giften binnen. Kinderkleertjes en luiers werden bezorgd en natuurlijk, iedereen wilde het kleine vondelingetje zien.
Dirk-Koffie-Pleun-Troost-2.jpgZelfs de veldwachter verscheen met zijn vrouw om naar het kindje te kijken. ‘Mevrouw van der Voorde’, zei de veldwachter. ‘Daar gaan we subiet morgen werk van maken. Het is schandalig zo’n klein kind op een korenland te leggen. Heel goed van meneer van der Voorde, dat hij het kindje heeft meegebracht’.
Dirk Koffie was plots een man van gewicht geworden in de gemeente van Moerland. Zelfs de dominee kwam met zijn vrouw naar het kleine huisje op de Erven en de jonge domineesvrouw, die zelf nog geen kinderen had, hield vertederd het kleine wezentje in haar armen. ‘Zal ik het maar meenemen moeder Trijn’?  vroeg de domineese. Moeder Trijn die veel met haar ophad zei echter beslist: ‘Het spijt me mevrouw, maar het kindje hou ik zelf totdat de echte moeder opdaagt en ik wil de man zien, die het kindje dat door mijn Dirk gevonden is, uit mijn huis meeneemt. Ik vertel je, dat het die man niet glad zou zitten’. Die nacht sliep het kleine meisje lekker naast moeder Trijn in de bedstede.

Het duurde veertien volle dagen voor de oplossing van het raadsel kwam.
Twee weken was Moerland in grote spanning. In die dagen viel de veldwachter tien pond af, vanwege het vele werk dat die geschiedenis hem gaf. Dan moest hij hier weer naar toe, dan werd hij door de burgemeester weer op het gemeentehuis ontboden en moest hij weer ergens anders heen.
In het hele land werden kinderen vermist en de veldwachter werd soms midden in de nacht ui bed gehaald door een telefoontje uit Amsterdam, Arnhem, Utrecht, Haarlem, Zwolle en Alphen aan de Rijn. Allemaal politiebureaus die een signalement verzochten van de vondeling. Hele vellen papier vol schreef hij over de kleertje, de luiers, de moedervlekjes, de kleur van de ogen, de lengte van de neus, de grootte van de oortjes enz. … over het kleine meisje, dat bij Trijn Koffie een uitstekende verzorging genoot.
De burgemeester van Moerland had het ook niet gemakkelijk, want hij had veel te maken met de voogdijraden, gestichten voor vrouwen, ziekenhuizen en het parket te R’dam. Moeder Trijn kreeg hulp van de domineese en de burgemeestersvrouw kwam nu en dan de kleine de fles geven en haar voeden.
De vrouw van de notaris kwam met een complete wieg, zodat het meisje nu in een wieg sliep. Kortom, de hele gemeente leefde met het vondelingetje mee. Dirk verkocht in die dagen erg goed en werd overal aangehouden om te vertellen van het gevonden kind. Ja de zaken van Dirk Koffie voeren wel bij de vondst van het kind!

Veertien dagen later kwam op Moerland op het gemeentehuis een echtpaar uit Rotterdam. Het meldde zich bij de burgemeester. Uit de beschrijving van de veldwachter leek het er op, of de vondeling hun enig kindje was. De man, een kapitein van een kustvaarder, vertelde het verhaal. Nu en dan werd hij onderbroken door het gesnik van zijn jonge vrouw. Zijn vrouw had een reis met heem meegemaakt en had hun vier maanden oude dochtertje Ingrid thuisgelaten onder de hoede van haar enige vriendin. Die zou vijf weken trouw op het kindje passen. De eerste veertien dagen hadden ze voortdurend in alle havens die ze aandeden berichten gehad van de vriendin, die hen op de hoogte hield van hun dochtertje. De berichten waren goed. De laatste weken waren er echter geen brieven meer ontvangen. Eerst dachten ze, dat de post misschien niet zo best doorkwam, dat gebeurde wel meer. Tenslotte waren ze erg ongerust. Toen de boot afmeerde in Rotterdam waren ze beiden direct naar huis gegaan en tot hun ontzetting waren zowel de vriendin als het kind verdwenen. Eerst hadden ze de kamers van de vriendin onderzocht, waarvan de kapiteinsvrouw een sleutel had. De vriendin woonde in de stad en had verder helemaal geen familie. Van de vriendin en van hun dochtertje was echter geen spoor te vinden.
Daarna waren ze radeloos naar het hoofdbureau van politie gegaan. De dienstdoende brigadier had hen gekalmeerd en ze hadden het trieste verhaal verteld. De brigadier had de rapporten gecontroleerd omtrent vermiste en gevonden personen en aan de hand van de naam van de vriendin bracht hij meer klaarheid in deze wonderlijke zaak. De vrouw was aangetroffen in de gemeente Barendrecht waar ze doelloos rondliep en daar ze zelfs haar eigen naam niet wist had te politie daar haar handtasje nagezien en daar haar adres en naam uit opgediept. Een ijlings ontboden geneesheer had ervoor gezorgd dat de vrouw opgenomen werd in een gesticht voor zenuwlijders. Volgens de dokter leed ze aan een soort verstandsverbijstering gepaard gaande met geheugenverlies. De kapitein en zijn vrouw waren onmiddellijk naar het gesticht gereisd, maar de vriendin herkende hen niet. Op de vraag: ‘Waar heb je onze Ingrid gelaten?’, had ze de schouders opgehaald. Ze had nooit van een Ingrid gehoord, vertelde ze. Van alles hadden ze geprobeerd, maar de ongelukkige  vriendin herinnerde zich niets. De kapitein wilde verder vertellen maar de burgemeester wenkte met de hand. ‘Barendrecht is niet zo heel ver hier vandaan,’ zei hij. ‘Ik denk dat ze met het kind is gaan zwerven en het achtergelaten heeft op het korenland. Ik breng jullie naar mevrouw van der Voorde. Het zou me niets verwonderen dat jullie dochtertje daar is. Nu ik u goed aanzie mevrouw, meen ik zelfs dat het kleine meisje op u gelijkt.’

Het was Ingrid en moeder Trijn huilde tranen met tuiten toen ze het gelukkige gezicht van de kapiteinsvrouw zag. Zelfs de kapitein stond hevig zijn neus te snuiten en de burgemeester van Moerland had plots een erg beslagen bril. Er moesten nog wel wat papieren worden ingevuld en de veldwachter moest nog een groot rapport maken, maar de kapitein en zijn vrouw konden hun dochtertje meenemen. De kapitein vroeg wat hij moeder Trijn schuldig was voor het oppassen van zijn dochter. Moeder Trijn liet hem haar geaderde, sterke handen zien. ‘Als je nog zoiets durft te vragen meneer, dan gooi ik je met deze handen subiet de deur uit’. De zeeman zweeg verbluft. De burgemeester legde de zeeman uit, wat moeder Trijn van plan was geweest. Dat was te veel voor de grote kapitein. Hij zakte neer op een rieten stoel van moeder Trijn en liet zijn tranen op de vrije loop. Intussen was Dirk thuisgekomen en hoorde het hele verhaal van zijn moeder aan.
‘Zo, zo’, zei Dirk. ‘Nu dat is erg gelukkig, moeder. Ik ben er blij om, dat het kind toch geen verschoppelingetje is, maar een net stel ouders heeft.

Het is voor alle partijen zo beter’. Ook hij wilde van een beloning niet weten. ‘We hebben gewoon onze plicht als mens gedaan. Ik weet niet wat u bent of wie u bent, maar de Schrift zegt ‘Wat gij een van deze kleinen gedaan hebt, dat hebt gij aan Mij gedaan’. Wij zijn dus blij dat wij dit mochten doen en daarmee is de kous af’. ‘Juist’, zei moeder Trijn, terwijl ze de kleine Ingrid kuste en het kind haar handjes naar haar uitstak. ‘Mijn zoon Dirk heeft dat heel goed gezegd. Zo denk ik er ook over’. De kapitein en zijn dolgelukkige vrouw hadden daar geen vrede mee. ‘Nu’, zei de kapitein plots.
‘Als jullie dan niets willen hebben dan vraag ik jullie een gunst’. De burgemeester, moeder Trijn en Dirk keken de zeeman verwonderd aan.

‘Dan zouden mijn vrouw en ik zo dolgraag willen, dat u meneer van der Voorde en u mevrouw van der Voorde op mijn kosten ieder jaar zolang jullie beiden leven en zolang wij leven zowel in het voorjaar, als in het najaar, naar Rotterdam komen.

Dan kunnen jullie naar je pleegdochter Ingrid komen kijken.’ ‘Dat is een prachtoplossing’ , zei de burgemeester verheugd. ‘Daar gaan we graag mee akkoord’, zei Dirk. Moeder Trijn snikte. ‘Dolgraag’ zei ze. ‘Ik heb nog nooit een dochter gehad. Nu krijg ik op mijn oude dag nog een pleegdochter. De Heere is goed’.

Kijk bij Boekenstek voor nog een verhaal, een geluidsbestand en boeken van Pleun Troost

Wilt u op de hoogte gehouden worden van nieuwe Blogs van Boekenstek? Schrijf u dan in voor onze nieuwsbrief. Zo blijft u op de hoogte van al het boekennieuws. 

© 2010 - 2024 Boekenstek | sitemap | rss | webwinkel beginnen - powered by Mijnwebwinkel